Het begeesterde leven van Vincent Van Gogh
Het personage van Vincent Van Gogh hoeft niet te worden voorgesteld. De schilderijen van de artiest die in leed en ellende stierf, worden vandaag peperduur verkocht. Deze zoon van een gegoed Nederlands gezin leefde bewust in armoede in de Borinage van december 1878 tot oktober 1880. Hij verbleef er twee jaar tussen de kolenmijnen aan de zijde van onze voorouderlijke mijnwerkers.
Voorbestemd om dominee te worden, maar zijn lot besliste daar anders over
Deze vage episode uit het leven van de schilder intrigeert mij en mijn zoektocht naar meer informatie bracht me bij de blog van Filip Depuydt, gids in Le Grand-Hornu die geboeid is door het verblijf van Van Gogh in de Borinage. Ik ontdekte dat alles begon in Petit-Wasmes. Van Gogh, die net als zijn vader was voorbestemd om dominee te worden, koos voor een opleiding in de streek van Mons in nauw contact met de mijnwerkers. Hier kreeg hij te kampen met erg barre levensomstandigheden. Hij verbleef in de woning van Jean- Baptiste Denis, een relatief mooie hoeve in vergelijking met de kleine mijnwerkershuisjes, maar hij besloot deze woning te verlaten en een bescheiden huisje te betrekken. Hij kon het niet verdragen anders te leven dan de mijnwerkers en wilde de eerste christenen nadoen door ‘het overbodige’ te laten. Van Gogh deed afstand van al zijn spullen, kleding en meubels. Vanaf toen begon zijn omgeving hem echter te wantrouwen.
Als mijnwerker onder de mijnwerkers
Van Gogh was gekweld, gefascineerd en ontsteld door de ellende rondom hem en gedroeg zich op een manier die zijn oversten moeilijk door de vingers konden zien. Hij werd al snel ontheven uit zijn functie als prediker, waarna hij terugkeerde naar Nederland. Later kwam hij echter nog eens naar de Borinage. Het was in deze mijnstreek dat hij zijn innerlijk vuur vond om zijn loopbaan als artiest te starten. Hij was aangetrokken door deze streek en schetste dagelijks de mijnwerkers, afgemat door het harde werk en de barre omgeving. De briefwisseling met zijn broer Théo getuigt van de netelige omstandigheden: “Vriend, had ik nog een maand langer in Cuesmes moeten blijven wonen, zou ik ziek zijn geworden van ellende. Denk nu niet dat ik er nu warmpjes bijzit, want ik eet voornamelijk droog brood en aardappelen of kastanjes zoals deze die door straatventers worden verkocht … Ik denk dat ik alles heb doorstaan tijdens de twee jaren die ik in de Borinage heb doorgebracht. Het was geen plezierreis." Ook vertelde hij over de dag waarop hij samen met de mijnwerkers in de mijn van Marcasse is afgedaald, een van de oudste en gevaarlijkste mijnen uit de streek. Vincent bekommerde er zich met hart en ziel over de gewonden, zieken en stervenden. In Wasmes en later in Cuesmes sloofde hij zich uit voor de kinderen en stervenden, leefde hij aan de zijde van de armen en doolde hij rond in de velden en op de slakkenbergen … Het ging wel degelijk om de man uit een gegoed gezin met een duidelijke lotsbestemming ...
Het is echter in deze vijandige omgeving dat hij zijn persoonlijke kunst vond: “… de man die wordt geconfronteerd met de natuur, de werkelijkheid en de waarheid, maar met een karakter dat de artiest in hem tot uiting brengt (…). Hij vertrouwde zijn broer Théo overigens toe dat hij “dankzij deze grote ellende de energie voelde terugkomen en de priester voelde wegkwijnen om plaats te ruimen voor de artiest”.
Reacties