Na zijn aankomst in december 1878, verblijft hij even in Pâturages maar nog dezelfde maand verhuist hij naar Wasmes waar hij in februari 1879 een proefperiode van zes maanden mag starten. Zijn zending wordt niet verlengd, men vindt dat Van Gogh elk talent om voor een groep te spreken mist. Van Gogh verhuist in augustus 1879 naar Cuesmes waar hij als vrijwilliger de taak van predikant op zich neemt.
 
Van al het tekenwerk dat Van Gogh in zijn Borinage-tijd heeft gemaakt is er maar heel weinig bewaard. Hij heeft het grootste deel zelf vernield. Maar er zijn er toch nog een paar :
 
  • De cokesfabriek La Gagne in Flénu, gemaakt in de zomer van 1879 en vandaag in het Van Gogh Museum van Amsterdam;
  • Mijnwerkers in de sneeuw, « gekrabbel » bijgevoegd bij een brief aan broer Theo in september 1880;
  • De Maaier (naar een werk van Jean-François Millet), vandaag in het Uehera Museum of Modern Art, Japan ;
  • De Huizen «Magros» en «Zandmennik», twee tekeningen door de tekenaar cadeau gedaan aan Charles Decrucq, vandaag in de National Gallery of Art in Washington ;
  • Het werk «De Spitters» (naar Jean-François Millet), gemaakt door Van Gogh tijdens zijn verblijf in Brussel, eigendom van de kunstcollectie van de stad. Het origineel bevindt zich in ‘l’Artothèque’.

De Borinage is niet alleen de grond waarin de kunstenaar Van Gogh is gekiemd, maar ook de plek waar zijn gedachten als kunstenaar vorm krijgen. In later werk zal de echo van de motieven die hem hier hebben geïnspireerd regelmatig terug komen. Hij was gefascineerd door het dagelijkse leven van de mijnwerkers, van de boeren en de wevers. Hij hield van hun huisjes. Het is hier dat hij Jean-François Millet kopieert en ook dit krijgt zijn weerklank in wat hij later maakt in Saint-Rémy-de-Provence en in Auvers-sur-Oise.