Aan het begin van 1888 verlaat Van Gogh het drukke Parijs. Hij reist naar het zuiden en komt op 20 februari aan in Arles, een stadje aan de rand van de Camargue waar de Rhône zich in tweeën splitst. Hij blijft er voor meer dan 14 maanden en gedurende die tijd ontwikkelt hij zich tot een kunstenaar met een geheel eigen stem. Hij vereeuwigt het landschap van de Provence in levendige kleuren. In het zuiden herontdekt hij de rietpen als tekeninstrument, wat leidt tot prachtige series pentekeningen op soms indrukwekkend formaat. Het huis en atelier (het zogenaamde Gele Huis) dat hij in Arles huurt wil hij gebruiken als een werkplaats voor gelijkgestemde kunstenaars. Paul Gauguin brengt er een tijdje door met de bekende dramatische gevolgen. Tijdens hun intensieve samenwerking openbaart zich bij Van Gogh een mentale ziekte en in een vlaag van waanzin snijdt hij zijn linkeroor af.