Het leven en werk van Waltrudis
Waltrudis werd begin 7de eeuw in het Noord-Franse dorpje Cousoire geboren. Haar echte naam was Waldetrudis en ze was de telg van een adellijke, rijke en invloedrijke familie. Zoals haar lot het voorschreef, trouwde ze met edelman Vincent Madelgaire en schonk ze hem vier kinderen (Aldetrude, Madelberte, Landry en Dentelin).
Haar reconversie
Pas later besloot ze haar leven ten dienste van God te stellen, in lijn met de spirituele tijdsgeest. Het is dan ook geen toeval dat er zoveel heiligen uit de 7de eeuw stammen. Waltrudis verliet haar man en zonen om naar een kleine religieuze gemeenschap te trekken op een heuvel, waar later de stad Mons zou ontstaan. Haar dochters trokken in bij hun tante Aldegonde in Maubeuge en volgden haar later op als hoofd van het klooster dat ze zelf had opgericht. De overgang van het familieleven naar een kloosterleven verliep niet rimpelloos, maar Waltrudis volhardde in haar beslissing. De gemeenschap groeide uit tot een klooster en uiteindelijk tot een nobele en invloedrijke kapittel die aan de oorsprong lag van wat later de stad Mons zou worden.
De renaissance
Volgens de overlevering stierf Waltrudis op 9 april 688, om kort daarna door het volk heilig verklaard te worden. Haar graf bevindt zich boven het altaar. De Kerk verheft Waltrudis al snel tot voorbeeld voor de bevolking en draagt bij tot de verheerlijking van haar persoon. Na haar benoeming tot patroonheilige van de stad Mons, bereikt haar persoon een ware cultus en devotie. Het lichaam van de heilige Waltrudis werd in verschillende reliekhouders bewaard en ondergebracht in de Collegiale. Pelgrims stroomden uit alle windstreken toe.
De heilige Waltrudis werd trouwens aangeroepen bij medische problemen. Zeker voor de gangreen ergotisme (of de kriebelziekte), die uiteindelijk tot verminking kon leiden, zou ze over genezende krachten beschikt hebben. Het was een infectie uit de 15de eeuw die ontstond door hongersnood en die de indruk gaf van een inwendig brandgevoel. Ergotismepatiënten werden verzorgd op kosten van de kapittel van Waltrudis en verbleven in de Collegiale.
De kanunnikessen
Tal van vrouwen traden in de voetsporen van Waltrudis en vervoegden de instelling. Zo ook de kanunnikessen (chanoinesses) vijf eeuwen later.