De Gouden Koets (Car d'Or)
Dit voertuig uit 1780-1781 werd in Louis XVI-stijl ontworpen door Bergenaars Ghienne en Midavaine. Het is gemaakt uit uitgehouwen hout en werd volledig geverfd en verguld. Het gaat om het enige voertuig dat zo oud is en nog steeds gebruikt wordt. Normaal bevindt het zich in de zijbeuk van de Collegiale Sint-Waltrudiskerk. Eenmaal per jaar echter rijdt het tijdens het weekend van de Doudou door Mons tijdens de Processie van de Heilige Drievuldigheid.
Een dubbele taak
Eerst en vooral moet de Gouden Koets de reliekkist van Sint-Waltrudis door de stad voeren. Op geen enkel ander moment hebben de bewoners de kans om hun patroonheilige van zo dichtbij te begroeten. Dit zorgde er dan ook voor dat de Gouden Koets in 1988 een aantal renovaties moest ondergaan, na het 13de eeuwfeest van het overlijden van Sint-Waltrudis. Die ene keer per jaar dat de koets buitenkomt, moet ze van alles doorstaan! En dat is meteen haar tweede opdracht: na het verlaten van de Collegiale moet de Koets in één ruk de kasseistrook beklimmen. Zo niet, dreigt tijdens het komende jaar onheil neer te dalen over de stad. Toch zou het ondanks haar twee ton moeten lukken, mede dankzij de zes trekpaarden en door de menigte die helpt duwen.
Ontstaan van de processie
Kort na de dood van Sint-Waltrudis ontstonden er meerdere processies voor haar nagedachtenis. Haar relikwieën werden regelmatig bovengehaald, bijvoorbeeld tijdens feestdagen van de liturgische kalender. Vanaf 1314 maakte men gebruik van een “kar” om het lichaam van de heilige door de stad te vervoeren. Van alle evenementen die ter ere van Sint-Waltrudis werden georganiseerd, bleef de processie het best bewaard. Tot de grote pestepidemie in 1348 toesloeg, die grote delen van de Westelijke bevolking uitroeide en ook de inwoners van Mons niet spaarde. De kanunnikessen, de geestelijke gemeenschap van Mons en de stadsautoriteiten besloten tot een plechtige processie op 7 oktober 1349, waarbij tot Sint-Waltrudis werd gebeden om de stad te sparen van de epidemie. Haar lichaam werd naar de Bruyères de Casteau gevoerd, waar ook de relikwieën van haar echtgenoot, de heilige Vincentius, heen waren gebracht door de kapittel van Soignies. Hierop volgde een eerbetoon van acht dagen lang, waarna de epidemie verzwakte en uiteindelijk definitief verdween. Vanaf dat moment groeide de processie uit tot een traditie, als dankbetuiging van de Bergenaars aan Sint-Waltrudis voor haar bescherming. De datum van de optocht zou evenwel veranderen van oktober naar Drievuldigheidszondag (zondag na Pinksteren) om zo minder afhankelijk te zijn van het onvoorspelbare herfstweer. Daarmee verving de optocht de belangrijkste processie van de stad, die op Hemelvaart plaatsvond. Tot op vandaag worden de relikwieën van Sint-Waltrudis vervoerd op de Gouden Koets, achteraan de processie. Ze rijdt door de straten van Mons, vergezeld door 1500 deelnemers. Bij de meest symbolische plekken van de stad houdt de Koets halt en vertelt een pastoor, die op de Koets naast de reliekkist zit, een mirakel dat aan de heilige wordt toegeschreven. De meest gelovigen van het publiek maken van dit moment gebruik om voorwerpen te geven aan de kinderen op de kar, die deze laatsten dan aan de reliekkist bevestigen, hetgeen geluk zou brengen.